Ons bedrijfsrestaurant was niet heel anders dan dat van andere. Mijn werknemers kwamen er na hard werken zitten, kregen van ons een bak soep en koffie of thee, aten hun meegebrachte boterhammen en dronken liters suikerdrankjes. Toen wij een nieuwe kantine gingen inrichten vroegen we wat ze zelf wilden. Wat bleek? Uitsmijters, kroketten, frikadellen en andere kadaverstaven, weggespoeld met cola. Daar sta je dan als ondernemer, met je ambitie Nederland gezond te maken. Want zo’n kantine is niet duurzaam en niet houdbaar. Je gaat toch niet elke dag in een frituurlucht zitten?
Ik heb de boel daarom radicaal omgegooid. Samen met Bob Hutten heb ik een nieuw concept gemaakt, waarin enkel plaats is voor vers, gezond en duurzaam eten. Volgens Dutch Cuisine. Zonder toegevoegde suikers, geen pakjes of zakjes, geen zout en met minstens 200 gram groenten per maaltijd. Kortom er wordt geen slechte keuze aangeboden. Omdat ik ook wel weet dat niet iedereen spontaan staat te juichen heb ik twee dingen geregeld: ten eerste dat we een eigen chef hebben die de maaltijden geweldig mooi en lekker maakt. Ten tweede dat ze gratis zijn onder het motto: ‘wie betaalt stelt eisen, wie gratis eet, neemt wat de pot schaft.’ En dat werkt: iedereen doet mee.
Behalve de Belastingdienst. Over de maaltijden die ik gratis verstrek moet ik belasting betalen. Niet een beetje, nee: 80%. Dat is geen typefout: tachtig. Dat is geen belasting, dat is een boete! De maaltijden die ik voor €3,00 bereid kosten me bijna het dubbele. Dat is niet alleen bizar maar ook totaal tegenstrijdig.
We hebben, terecht, een indrukwekkend web aan veiligheidsregels: van veiligheidsschoenen tot muismatjes. Al die dingen koop ik onbelast in omdat ze in de ARBO-wet staan. Ik mag mijn mensen zelfs mindfullness-cursussen en stoelmassages geven: onbelast. Maar voeding zit niet in de ARBO. Ik mag mijn medewerkers elke dag volstoppen met zout en vet waardoor ze ziek worden en we vinden daar niks van. De grootste impact op hun gezondheid, de switch van fast-food naar vers-food, wordt hiermee zelfs keihard ontmoedigd.
Daarom ben ik in beroep gegaan bij de Belastingdienst. Eind vorig jaar was er een hoorzitting met een paar heel begripvolle medewerkers, die uiteraard bij hun standpunt blijven. De zaak zal dus voor de rechter komen. Daar zal ik betogen dat ik niet snap dat ik wel de linker- en rechtertenen van mijn medewerkers moet beschermen maar niet het hart en de linker en rechter nieren. En ongeacht de uitkomst blijf ik mijn mensen gewoon goed voeden. Het gaat me ook niet om het geld.
Waar het mij wel om gaat is, dat wanneer ik win en de regels logisch worden, dus gezond eten op het werk wordt gestimuleerd in plaats van gestraft, we enorme slagen kunnen slaan. Stel nou dat alle werkgevers hun werknemers gezond gaan voeden. Zouden we dan niet een enorme gezondheidswinst halen? Zou staatssecretaris Blokhuis van Preventie dan niet lachend zijn termijn volmaken? Zouden we minister Bruins van Gezondheidszorg dan niet enorm veel diabetes, hart- en vaatpatiënten besparen?
Ik denk graag mee met de heren dus hierbij de volgende suggestie: het Voedingscentrum heeft een kantinecheck waarmee je de gezondheid van je bedrijfsrestaurant kunt meten. Heb je het certificaat Goud (zoals het ministerie van VWS) dan ben je aardig op weg maar moet je nog wel van je kroketten af. Heb je het hoogste keurmerk ‘Ideaal’ (zoals ik), dan heb je enkel gezonde keuzes. Ik zou zeggen: gebruik dat kenmerk, integreer het in de ARBO-regels, en stop met het straffen van werkgevers die gezond voedsel verstrekken.