Nu de paling niet of nauwelijks meer gegeten mag worden is eigenlijk de bot de enige vis die nog aanspraak mag maken op de titel: Nationale Vis. Immers, deze vissoort hoort per definitie thuis in onze delta. Het is een brakwatervis, die zich zowel in zoet- als zoutwater thuis voelt.
In de winter zwemt hij tussen februari en mei naar de Noordzee om zich voort te planten en in het voorjaar komt hij terug naar zijn zomerverblijf in zoet water. Vooral bij Laaxum in Gaasterland (Friesland) werd in het oostelijk deel van de Zuiderzee veel bot gevangen. Zowel in Amsterdam als Utrecht bestonden naast de grote vismarkten voor zout- en zoetwatervis ook aparte botmarkten. Immers, bot was een vis die het gehele jaar door gevangen kon worden. Bevroor de Zuiderzee dan werd door het zogenaamde botkloppen – door met een houten plank op het ijs te slaan – de bot naar de val gelokt. Op het wad werd bij eb gezocht naar botten die door middel van botprikken met een soort van spies gedood werden, dit werd begin vorige eeuw verboden. Daarnaast werd de bot met boten en netten op volle zee bevist. Kortom, er was vrijwel altijd ergens bot te vissen.
Maar desondanks kon het toch wel eens mis gaan: dan had je bot gevangen.
Met de komst van grote en betere vaartuigen vonden we na de Tweede Wereldoorlog de bot geen culikunst meer, we wilden geen bot meer vangen, en zochten we ons heil bij andere platvissen zoals de tong, schol, tarbot en vooral heilbot. Gehoopt wordt na de openstelling van de Haringvlietsluizen in 2017 dat steeds meer bot vanuit zee de grote rivieren weer op trekt.
De bot behoort tot de rechts kijkende platvissen, net zoals tong en heilbot. Daarnaast bestaan er de links kijkende platvissen als tarbot en griet. De bot heeft in tegenstelling tot de schol of pladijs geen opvallende oranje stippen, maar bleke, zelden gele vlekken. De bot is meestal iets dikker dan de pladijs/schol, en aan de basis van zijn vinnen zien we een rode schijn. Voorts is de staart van de bot recht afgesneden, terwijl die van de schol meer is afgerond. De andere vinnen, rond het lichaam, vormen bij de bot een accolade, zodat de bot ‘tussen haakjes’ staat. Bot heet in het Frans flet, maar Franstaligen die die naam kennen zijn zeldzaam. In het Engels heet hij flounder.
De bot komt tot in Basel in de Rijn voor. In de Scandinavische landen en Duitsland is de bot dan ook veel populairder dan in de Franse haute cuisine. Günter Grass schreef er in 1977 een hele roman over: De bot. Hierin geeft hij zijn visie op de verhouding man-vrouw, de emancipatie van de vrouw, de rol van de man in de geschiedenis. Grass schrijft een geschiedenis van de mensheid vanaf het begin der tijden tot het heden vanuit het gezichtspunt dat wat mensen doen in grote mate bepaald wordt door wat ze eten. En wie was uit traditioneel oogpunt verantwoordelijk voor het eten? De vrouw. Het boek is een raamvertelling waarin een visser die in de oertijd een wijze sprekende bot gevangen heeft, in volgende reïncarnaties door deze vis onderricht wordt, totdat hij hem uiteindelijk verliest aan de vrouwenheerschappij. Uiteindelijk wordt in een bioscoop in Berlijn, vastgehouden in een beveiligde zinken badkuip, de bot voor een feministisch tribunaal gebracht: aangeklaagd als raadgever en begunstiger van de zaak der mannen.